Recht op onderwijs

Ieder kind heeft recht op passend onderwijs. Dit recht is vastgelegd in het Internationaal Verdrag voor de Rechten van het Kind (IVRK). Tot zover de theorie. De praktijk is weerbarstig.

Passend onderwijs voor hoogbegaafden

De meeste hoogbegaafde kinderen komen op school niet tot (hoge) prestaties. Dit verschijnsel wordt onderpresteren genoemd en zorgt voor onwenselijke situaties. Allereerst worden onderpresterende hoogbegaafde kinderen vaak niet herkend. Dit kan het begin zijn van een ware tredmolen aan problemen: het kind kan zich ongelukkig gaan voelen en fysieke en/of psychische klachten gaan ontwikkelen (E. van Gerven). De algehele motivatie en werkhouding van het kind kunnen verminderen tot praktisch niets. En al deze problemen leiden niet zelden tot een bezoek aan psycholoog, dokter of schoolbegeleidingsdienst, die meestal de hoogbegaafdheid niet herkennen en een foutieve diagnose stellen: ADHD of zelfs zwakbegaafd. Dit komt vaker voor dan je zou denken. Statistisch gezien zitten er in een klas van 30 kinderen één of twee hoogbegaafden.

Ontoereikende leerstof

Een inadequaat leerstofaanbod is veelal de eerste reden waarom de prestaties van de leerling achteruitgaan. Wie werk moet doen dat ver beneden zijn werkelijke niveau is, gaat zich vervelen. De concentratie neemt af en het kind wordt slordig. De groepsleerkracht kijkt het werk na en besluit op grond van slechte resultaten extra oefenstof aan te bieden, dus nog méér van hetzelfde. De leerling haalt verveeld de schouders op en maakt de opgaven met nog minder concentratie dan voorheen. Nóg meer fouten, een verontruste leerkracht biedt nog méér oefenstof aan. De verveelde leerling besluit de saaiheid te doorbreken en gaat contact zoeken met zijn klasgenoten. De leerkracht ergert zich; nu maakt de leerling niet alleen zijn eigen werk slecht, maar houdt hij ook een ander van zijn werk. Voor straf wordt de bewuste leerling apart gezet. Maar ook nu verbeteren de resultaten niet. De herhalingstaken worden opnieuw, tot vervelens toe aangeboden, want er moet toch op zijn minst een redelijk niveau van beheersing getoond worden. De hoogbegaafde leerling is het zat en doet helemaal niets meer. Zowel leraar als leerling zijn op een gegeven moment ten einde raad, omdat beiden de vicieuze cirkel niet kunnen doorbreken.

Consequenties van geen aanpassing

Een langetermijnconsequentie van een leerstofaanbod beneden het werkelijke niveau van de leerling is dat er voor de leerling nooit de noodzaak ontstaat om goede werk- en leerstrategieën te ontwikkelen. Dat betekent dat wanneer de taken in de hogere groepen complexer worden, de leerling vaak geen idee heeft van de manier waarop hij een taak kan gaan aanpakken. Het gevolg daarvan kan zijn dat de leerling enthousiast aan een taak begint, maar al snel stuk loopt vanwege zijn gebrekkig taakoverzicht en het ontbreken van een handige aanpak. Zo krijgt de leerling het werk niet af en zijn resultaten verslechteren. Hij/zij raakt gedemotiveerd en wordt onzeker.

Deze onzekerheid, gecombineerd met het misvormen van zelfbeeld, leiden er toe dat de leerling zich niet meer lekker in zijn vel voelt en niet naar school wil. Daar wordt hij namelijk telkens geconfronteerd met zijn “tekortkoming”. Dit is voor een intens en gevoelig kind een uitzichtloze situatie: geen goede cijfers halen, denken dat je het niet kunt, horen van anderen dat je je best moet doen en dat je je moet aanpassen. Je kunt hierdoor het idee krijgen dat je niet deugt, dat je niet goed genoeg bent, dat niemand met je wil spelen, dat je misschien liever dood wil.

Onderwijsaanpassing en maatwerk is geen luxe maar noodzaak.

Hoe je dit effectief kunt doen lees je in mijn publicatie Hoogbegaafde kinderen versnellen niet, die je hier kunt bestellen.