Dit artikel is geschreven door Stephanie S. Tolan, een Amerikaanse schrijfster voor kinderen en jongeren. In het stuk trekt de auteur een parallel tussen de hoogbegaafde en de jachtluipaard. De metafoor wordt uitgediept en hoewel het artikel gepubliceerd is in 1992, is het nog altijd actueel.

Stephanie S. Tolan, M.A.

(een toespraak op de Hollingworth Conferentie voor Hoogbegaafden, 1992)

Het is heden ten dage niet gemakkelijk om een hoogbegaafd kind op te voeden, te onderwijzen of te zijn. Naarmate de term “hoogbegaafdheid” en de ongebruikelijke mentale capaciteiten waarnaar die term verwijst steeds meer als politiek incorrect worden ervaren, verandert het onderwijsbestel van terminologie en focus.

Begaafdheid, een algemene, integrale mentale kwaliteit, mag worden ontkend, vervangen door diverse “deeltalenten”, welke minder bedreigend lijken en theoretisch gemakkelijker hanteerbaar zijn voor scholen. In plaats van een interne geestelijke ontwikkelingswerkelijkheid die elk aspect van het leven van het kind beïnvloed, wordt “intellectueel talent” steeds meer opgevat als synoniem aan (en beperkt tot) academische prestaties.

Het kind dat goed presteert op school, goede resultaten behaalt en “presteert” boven de norm voor zijn of haar leeftijd, wordt beschouwd als getalenteerd. Het kind dat dat niet doet, ongeacht zijn of haar aangeboren intellectuele capaciteiten of ontwikkelingsniveau, loopt steeds minder kans om opgemerkt te worden, steeds minder kans om te krijgen wat het nodig heeft.

In het oog lopende karakteristieken

Een vergelijking met de jachtluipaard kan het probleem van prestatiegericht denken verduidelijken. De jachtluipaard is het snelste dier op aarde. Als we aan de jachtluipaard denken, denken we vermoedelijk eerst aan zijn snelheid. Die valt op. Die is indrukwekkend. Die is uniek. En die maakt herkenning ongelooflijk eenvoudig. Jachtluipaarden zijn de enige dieren die 120 km per uur kunnen lopen, dus als je een dier klokt op 120 km per uur, moet het wel een jachtluipaard zijn!

Maar jachtluipaarden zijn niet altijd aan het rennen. Eigenlijk kunnen ze hun topsnelheid maar voor beperkte tijd volhouden, waarna ze een aanzienlijke periode van rust nodig hebben.

Het is niet moeilijk om een jachtluipaard te identificeren, ook als hij niet rent, vooropgesteld dat we zijn andere kenmerken weten. Hij is goud gekleurd met zwarte vlakken, als een luipaard, maar heeft unieke, zwarte “traansporen” onder zijn ogen. De kop is klein, het lijf mager, de poten ongewoon lang – de lichaamsbouw van een hardloper. De jachtluipaard is bovendien de enige katachtige met niet-intrekbare klauwen. Alle andere katten kunnen hun klauwen intrekken, teneinde ze scherp te houden, zoals snijmessen die in een schede worden bewaard. De klauwen van de jachtluipaard zijn echter niet ontworpen voor snijden, maar voor tractie, voor grip. Dit dier is volledig gebouwd op snelheid.

Zijn voornaamste prooi is de antilope, zelf een voortreffelijk hardloper. De antilope is niet groot of zwaar, dus de jachtluipaard heeft geen kracht of massa nodig om hem te overmeesteren, slechts snelheid. Op de open vlakten van zijn natuurlijke omgeving is de jachtluipaard in staat een antilope te vangen door hem eenvoudig omver te lopen.

Hoewel de lichaamsbouw op zichzelf functioneel is, veroorzaakt die ook een krachtige, aangeboren drang. De jachtluipaard moet hardlopen!

Is het nog steeds een jachtluipaard?

Ondanks ontwerp en drang zijn er toch bepaalde voorwaarden voor de jachtluipaard zijn beroemde 120 km per uur kan bereiken. Hij moet volgroeid zijn. Hij moet gezond zijn, fit en uitgerust. Hij moet voldoende ruimte hebben om te kunnen rennen. Afgezien daarvan is hij het best gemotiveerd om op zijn snelst te lopen als hij honger heeft en er antilopen zijn om op te jagen. Als een jachtluipaard is opgesloten in een kooi van 3 bij 4 meter, kan hij ijsberen of zichzelf tegen de tralies gooien in rusteloze frustratie – maar hij zal nooit 120 km per uur lopen.

Is het nog steeds een jachtluipaard?

Als een jachtluipaard voor zijn eten afhankelijk is van konijnen die 30 km per uur lopen, zal hij geen 120 km per uur lopen tijdens het jagen. Als hij dat wel zou doen, zou hij zijn prooi voorbij schieten en honger krijgen! Hoewel hij misschien best uit eigen beweging kan hardlopen, als oefening, spel of om aan een aangeboren drang te voldoen – als hij alleen konijnen te eten krijgt, zal de jagende jachtluipaard niet sneller rennen dan nodig is om een konijn te vangen.

Is het nog steeds een jachtluipaard?

Als een jachtluipaard alleen dierentuinvoedsel krijgt, rent hij misschien zelfs helemaal niet.

Is het nog steeds een jachtluipaard?

Als een jachtluipaard ziek is of zijn poten heeft gebroken, zal hij niet eens lopen.

Is het nog steeds een jachtluipaard?

En tenslotte, als een jachtluipaard nog maar zes weken oud is, kan hij nog geen 120 km per uur rennen.

Is het dan alleen maar in aanleg een jachtluipaard?

De school als dierentuin

Een onderwijssysteem dat begaafdheid (of talent) definieert als gedrag, succes en prestaties, is net zo beperkt in staat hoogbegaafde leerlingen te herkennen en hen te geven wat ze nodig hebben, als een dierentuin in staat is om jachtluipaarden te herkennen en te verzorgen, indien alleen op snelheid wordt geselecteerd.

Als een jachtluipaard 120 km per uur rent, is het niet een bijzonder “succesvol” jachtluipaard. Hoewel hij doet wat geen enkele andere katachtige kan, gedraagt hij zich, voor een jachtluipaard, normaal.

Leeuwen, tijgers, luipaarden – alle andere grote katachtigen – zouden de biologische kenmerken van de jachtluipaard kunnen interpreteren als misvormingen. In plaats van “de beste katachtige”, zou in hun ogen de jachtluipaard eigenlijk nauwelijks een katachtige zijn. Hij is niet zwaar genoeg om een gnoe neer te halen; zijn niet-intrekbare klauwen blijven niet scherp genoeg om de dikke huid van de gnoe te verscheuren. Gegeven de actieve aard van de jachtluipaard zouden katten die het grootste deel van hun leven doorbrengen met in de zon slapen, de jachtluipaard vermoedelijk bestempelen als hyperactief.

Net als jachtluipaarden, zijn hoogbegaafde kinderen soms gemakkelijk te herkennen. Als een kind zichzelf Grieks leert op vijfjarige leeftijd, op zesjarige leeftijd leest op het niveau van groep 8 of in groep 2 aan algebra doet, dan mogen we gevoeglijk aannemen dat dit kind hoogbegaafd is. Hoewel de buitenwereld deze activiteiten als “prestaties” kan zien, is dit niet zozeer een “succesvol” kind, als wel een kind dat gewoon functioneert volgens haar eigen biologische behoefte en haar eigen aangeboren, mentale vermogen. Zo’n kind heeft duidelijk ruimte gekregen om te “rennen”, alsmede iets om achterna te zitten. Dit kind is gezond en fit en wordt niet belemmerd in zijn mogelijkheden. Je hoeft geen uitzonderlijke kennis te bezitten van de kenmerken van hoogbegaafden om dit kind te herkennen voor wat het is.

Maar scholen zijn voor bijzonder intelligente kinderen wat dierentuinen zijn voor jachtluipaarden. Veel scholen bieden een kooi van 3 bij 4 meter, het bijzondere intellect geen ruimte gevend om op snelheid te komen. Veel hoogbegaafde kinderen zitten in de klas zoals de grote katten in hun kooien zitten: lusteloos en met doffe ogen. Sommigen, niet in staat weerstand te bieden aan de aangeboren drang, ook al kunnen ze die niet bevredigen, lopen langs de tralies, snauwen en vallen uit naar hun oppassers, of werpen zichzelf tegen de tralies tot ze zich bezeren.

Zelfs ruimdenkende en vooruitstrevende scholen creëren vaak een omgeving die, evenals de open velden in vooruitstrevende dierentuinen, wat matig rennen mogelijk maakt, maar geen ruimte biedt voor de opgroeiende jachtluipaard om de spieren en het uithoudingsvermogen te ontwikkelen die nodig zijn om 120 km per uur te halen. Kinderen in kooien of binnen omheiningen, hoe slim ook, zullen zelden een hoogbegaafde indruk maken; weerhouden van al te langdurige inspanning van hun hersenen zullen deze kinderen mogelijk nooit in staat zijn het niveau van mentaal functioneren te bereiken waartoe ze bestemd zijn.

Een dierentuin, hoeveel ruimte die ook biedt aan zijn jachtluipaarden, geeft hen geen antilopen te eten, hen voor de keus stellend om voluit te rennen of honger te lijden. Op dezelfde manier bieden scholen te weinig uitdaging voor de ontwikkeling van het bijzondere intellect. Zelfs een hoogbegaafdenprogramma biedt mogelijk alleen het equivalent van 30 km per uur rennende konijnen (waarbij sommige kinderen, waarvan vermoed wordt dat ze hoogbegaafd zijn, als “onderpresteerder” worden gekwalificeerd omdat ze niet op topsnelheid gaan om die konijnen te vangen!). Zonder speciaal programma, bieden scholen het academisch equivalent van dierentuinvoedsel; eten dat zonder moeite verkregen wordt. Sommige kinderen weigeren überhaupt zulke oninteressante, smakeloze kost.

Om niet alleen het fysieke vermogen te ontwikkelen, maar ook de strategie om een antilope in het wild te vangen, moet een jachtluipaard op antilopen kunnen jagen, moet hij ruimte hebben om ze achterna te zitten en een jachtluipaard-rolmodel om het voor te doen. Zonder onderwijs en oefening zullen ze waarschijnlijk niet in staat zijn essentiële overlevingstechnieken te leren.

Rondsluipende leeuwen

Een recente natuurdocumentaire over jachtluipaarden in leeuwenterritorium bracht een merkwaardig feit aan het licht. Leeuwen doden jachtluipaardjongen. Zij eten ze niet, ze maken ze alleen dood. Ze schijnen zelfs nogal moeite te doen om hen te vinden teneinde hen te kunnen doden (hoewel jachtluipaarden met geen mogelijkheid de overlevingskansen van leeuwen kunnen bedreigen). Is dit kwaadaardigheid? Spel? Niemand weet het. We weten alleen dat leeuwen dit doen. Jachtluipaardmoeders moeten hun leger verbergen en grote moeite doen om hun jongen te beschermen. Ze komen en gaan van hun leger alleen onder dekking, in het holst van de nacht of wanneer de leeuwen ver weg zijn. Hoogbegaafde kinderen en hun familie voelen zich vaak als jachtluipaarden in leeuwenterritorium.

Op sommige scholen worden hoogbegaafde kinderen gedwongen te doen waar ze niet voor bestemd zijn (alsof jachtluipaarden wordt gevraagd met hun klauwen de huid van een gnoe te verscheuren – tenslotte doen leeuwen het ook!) terwijl kenmerken die een natuurlijk gevolg zijn van ongebruikelijke mentale capaciteiten – intensiteit, passie, veel energie, onafhankelijkheid, rechtvaardigheidsgevoel, nieuwsgierigheid, humor ongewone interesses en zucht naar waarheid en precisie – worden gezien als problemen die aandacht vragen. Hoogbegaafde kinderen kunnen zich omringd voelen door leeuwen die hen uitlachen en links laten liggen vanwege hun anders zijn, die zelfs hun benen kunnen breken of hen onder medicatie houden om hen trager te maken, meer in de pas met de leeuwen. Is het gek als ze proberen te ontsnappen? Of zich in een leeuwenpak hullen om niet opgemerkt te worden? Of terugvechten?

Zoals alle metaforen gaat ook deze uiteindelijk mank. Hoogbegaafde kinderen hebben geen vlekkenpatroon of niet-intrekbare klauwen waaraan je ze kunt herkennen zelfs als ze niet presteren. Ook is het vermogen van de jachtluipaard om 120 km per uur te rennen een enkele, gemakkelijk meetbare vaardigheid. Hoogbegaafde kinderen verschillen onderling sterk, zodat er niet een enkele vaardigheid is waarop we kunnen selecteren, zelfs niet als ze wel presteren. Afgezien daarvan kan het grootste talent van een kind buiten de prestatiedefinitie van de academische wereld liggen en onherkenbaar blijven. Hoewel dit feit sommige kinderen kan redden van een zinloze dood door rondsluipende leeuwen, voorkomt het ook dat ze worden herkend voor wat ze zijn – kinderen die diepgaand en sterk van andere kinderen verschillen, net zo fundamenteel als jachtluipaarden van andere katachtigen.

Conclusie

Dat deze kinderen niet meteen worden opgemerkt betekent niet dat er geen manieren zijn om ze te herkennen. Het zal alleen meer tijd en moeite kosten. Onderwijzers kunnen de kenmerken van ongewone intelligentie leren herkennen in kinderen. Zij kunnen leren dat hoogbegaafde kinderen niet alleen dingen kunnen doen die anderen niet kunnen, maar ook dat er taken zijn die andere kinderen wel kunnen en hoogbegaafden niet.

Elk organisme heeft een aangeboren drang om te voldoen aan zijn biologische behoefte. Hetzelfde is waar voor ongewoon intelligente kinderen. Van tijd tot tijd moeten de tralies worden weggenomen, moet de omheining worden verbreed. Dierentuinvoedsel, gemakkelijk en goedkoop als het is, moet plaatsmaken – in ieder geval deels van de tijd – voor levendige mentale prooi.

Meer nog dan dat moeten scholen beseffen dat het belangrijk is om het in ieder geval te proberen, dat deze kinderen niet alleen net als alle andere kinderen moeten worden beschermd en verzorgd, maar dat zij er net als de anderen recht op hebben dat aan hun specifieke behoeften wordt voldaan.

Biologische verscheidenheid is een fundamentele eigenschap van het leven op onze planeet. Het stelt het leven in staat om zich aan te passen en te veranderen. In onze cultuur worden hoogbegaafde kinderen, evenals jachtluipaaarden, bedreigd. Net als jachtluipaarden zijn ze hier met een reden; ze hebben hun eigen plaats in de samenleving. Dierentuinen, wat hun beperkingen ook zijn, kunnen doorslaggevend zijn voor het voortbestaan van jachtluipaarden; vele doen hun best om hun gevangenen dat te bieden wat ze nodig hebben om uiteindelijk in het wild te overleven. Scholen kunnen hetzelfde doen voor hun hoogbegaafde kinderen.

Als we ons niet inzetten om deze kinderen te behouden, zullen we ze blijven verliezen, samen met de unieke voordelen die zij kunnen opleveren voor de menselijke soort waarvan zij een wezenlijk onderdeel zijn.

Copyright 1995, Stephanie S. Tolan. Mits voorzien van bronvermelding en een werkende link naar deze pagina, mag deze tekst vrijelijk worden gedistribueerd.