In een van mijn vorige artikelen schreef ik over drie mythen rond hoogbegaafdheid. Hier de volgende drie.

Mythe 4. Hoogbegaafdheid is aangeboren – “het komt er vanzelf uit”.

Dat hoogbegaafdheid is aangeboren is geen mythe maar een gegeven. Wél een mythe is dat het “er vanzelf uitkomt”, op school of anderszins. Dat dingen gemakkelijk gaan als je hoogbegaafd bent of dat hoogbegaafden nooit hoeven te leren of hard hoeven te werken op school. Veel leerkrachten, ouders en ook hoogbegaafde kinderen zelf denken er zo over. Deze naïeve voorstelling van hoogbegaafdheid, die intuïtief zo juist lijkt, kan desastreus zijn voor de ontwikkeling van hoogbegaafde kinderen.

Talent wordt ontwikkeld door middel van hard werken en leren van gemaakte fouten. Dit fundamentele uitgangspunt is essentieel voor hoogbegaafde leerlingen (Dweck, 1986). Dit is met name van belang vóór de leeftijd van ongeveer 10 jaar, omdat de vakken op een middelbare school moeilijker worden. Dit levert veelal aanpassingsproblemen op voor hoogbegaafde leerlingen, die dit vervolgens ervaren als persoonlijk falen, waardoor onzekerheid en stress kunnen ontstaan. Om hier verandering in te brengen moeten hoogbegaafde leerlingen al op de basisschool leren wat hoogbegaafd zijn betekent en hoe ze ermee om moeten gaan. Zij moeten niet alleen beseffen, maar ook ervaren dat innerlijke en intellectuele groei gepaard gaat met strijd en inspanning. Hiervoor is intellectuele uitdaging noodzakelijk.

Bron: Dweck, C.S. (1986). Motivation processes affecting learning. American Psychologist, 41, 1040-1048.

Mythe 5. Iedereen die met hoogbegaafde kinderen werkt is expert te zijn in sociale en emotionele ontwikkeling.

Het veld van hoogbegaafde studies is redelijk klein. Toch claimen relatief veel professionals expertise op het gebied van de sociale en emotionele ontwikkeling van hoogbegaafden. Algemene ervaring met sociale/emotionele ontwikkelingsproblematieken is niet een op een toepasbaar op hoogbegaafden, integendeel. Zelfs psychologen stellen regelmatig verkeerde diagnoses en verlenen foute adviezen. Kinderen worden bestempeld als autistisch, omdat de leerkracht niets weet van hoogbegaafdheid of ouders dwingen hun kind vrienden te maken omdat ze denken dat dit goed voor hem is.

De zorg voor hoogbegaafde kinderen verschilt niet van die van andere zorgleerlingen en zou dus in handen moeten zijn van specialisten. Dus ook -misschien wel vooral- wat betreft sociale en emotionele ontwikkeling.

Mythe 6. Hoogbegaafde kinderen houden zich afzijdig en voelen zich beter dan anderen.

Hoogbegaafde kinderen beginnen hun schoolperiode vaak direct met een flinke ontwikkelingsvoorsprong. De impact daarvan wordt enorm onderschat. Deze kinderen komen op school met (in intellectueel opzicht) overspannen verwachtingen, zijn verbaal vaardig en kunnen regelmatig zelfs al lezen. De afstand tot hun leeftijdsgenootjes is enorm, niet alleen intellectueel, maar vooral ook sociaal en emotioneel. Deze kinderen ervaren school en klas bijna onvermijdelijk als een grote aaneenschakeling van teleurstellingen. Het gevolg is maar al te vaak dat het kind zich gaat afzonderen, afsluiten en sociale vaardigheden negatief gaat toepassen teneinde niet op te vallen tussen de klasgenootjes, wat fnuikend is voor het zelfbeeld, zelfvertrouwen en welbevinden. Deze symptomen worden vaak verkeerd geïnterpreteerd en opgevat als arrogantie. Als de situatie niet verbetert, kan dit een self-fulfilling prophecy worden, een interpretatie die zichzelf waarmaakt, doordat het kind in kwestie zich arrogant gaat opstellen, in reactie op een omgeving die het als vijandig ervaart. Het kind probeert zichzelf op die manier te behoeden voor teleurstelling, mengt zich vaak niet in groepen en laat weinig empathie zien. Het is echter wel degelijk sensitief en meelevend.

In het verlengde van deze mythe ligt de angst van veel leerkrachten dat hoogbegaafde kinderen die gezamenlijk onderwezen worden, een elitaire en superieure houding ontwikkelen. Deze veronderstelling klopt niet. Hoogbegaafde kinderen die met ontwikkelingsgelijken in een klas zitten leren juist dat sommige kinderen beter zijn in bepaalde vakken dan zijzelf.

Bron: Lovecky, D.V. (1992) Exploring social and emotional aspects of giftedness in children. Roeper Review. (1993) The quest for meaning: Counseling issues with gifted children and adolescents.

Met welke mythes heb jij te maken?