Wat is differentiatie? Waarom is het belangrijk?

Leerkrachten beseffen meestal dat het belangrijk is om emotionele en academische behoeftes van alle leerlingen tegemoet te komen. Maar met een klas van dertig leerlingen en dagelijks een vol programma wordt die taak een uitdaging. Vaak voelen leerkrachten zich onvoorbereid om effectief les te kunnen geven, waarbij ze de focus hebben op een ononderbroken voortgang van alle leerlingen. Om die voortgang te kunnen garanderen moet je bekend zijn met de componenten van differentiatie. Differentiatie in de klas betekent samenstellen en implementeren van een passend curriculum, leerstrategieën en toetsen om hiermee aan interesses, behoeftes en vaardigheden van alle leerlingen tegemoet te komen.

Planning: voortoetsen

Als je wilt dat differentiatie effectief is, moet toetsen een doorgaand onderdeel zijn van leren en lesgeven. Voortoetsen is belangrijk om het niveau van de leerlingen te bepalen. Deze drie vragen zouden voor elke les leidend moeten zijn:

  • Planning: wat moeten de leerlingen weten en kunnen?
  • Voortoetsen: wie kent de benodigde stof al?
  • Differentiatie: wat kan ik voor mijn leerlingen doen zodat ze voortgang maken en meer leren?

 

Planning: wat moeten de leerlingen weten en kunnen?

Leerkrachten die de beste praktijkervaringen volgen plannen de leerdoelen aandachtig. Deze doelen hebben te maken met de leerdoelen per leerjaar. Maar als de leerkracht niet getoetst heeft wat ze/hij doet of moet doen in de klas, is het niet mogelijk de leerlingen richting deze doelen te leiden. De leerkracht is dan net een kapitein die niet weet welke koers hij moet varen en waarheen.

Voortoetsen: wie kent de benodigde stof al?

Zodra je de leerdoelen hebt vastgesteld moet je er achter komen welke leerlingen de stof al beheersen. Er zijn een aantal manieren om dit te doen. Leerkrachten koppelen het voortoetsen aan de inhoud, de leerlingen en hun eigen stijl van lesgeven. Sommigen gebruiken de eindtoets als een voortoets. Als een leerling 80% van de stof al kent hoeft hij het niet nog een keer te leren.

Nog een strategie die goed werkt is “de vijf moeilijkste vragen” (Winebrenner, 1992). Vraag bijvoorbeeld bij wiskunde de vijf moeilijkste vragen uit het hoofdstuk. Als een leerling vier van de vijf vragen juist beantwoordt, hoeft hij de stof niet nog een keer te leren.

Niet alle voortoetsen moeten met pen en papier gemaakt te worden. Leerkrachten kunnen bepalen wat de leerlingen al weten met een klassikale discussie of een mondelinge overhoring.

Als een geschreven opdracht het best past, hoeft het nog steeds niet een geprinte toets te zijn. Je kunt ook, bijvoorbeeld als je een nieuw hoofdstuk begint over fotosynthese, de leerlingen laten opschrijven wat ze al over het onderwerp weten. Op deze manier kun je vrij snel de leerlingen verdelen in een groep met leerlingen die een pagina vol hebben en een groep die schrijft “een foto-wat?”.

De wijze van voortoetsen is niet zo belangrijk als de manier hoe je de resultaten gebruikt. Leerkrachten moeten niet alleen voortoetsen, maar de resultaten ook daadwerkelijk gebruiken bij het lesgeven aan de klas. Dat is wat differentiatie is.

Differentiatie: wat kan ik voor mijn leerlingen doen zodat ze voortgang maken en meer leren?

Zodra de leerkracht begrijpt wat iedereen weet en kan, kan hij gaan plannen. Hij differentieert de inhoud, het proces of het product om aan de behoeftes, vaardigheden en interesses van alle leerlingen tegemoet te komen.

Bronnen:

Kirchner, J. & Inman, T. (2005). The Center for Gifted Studies, Winter 2005 No 14, pp 10-11
Winebrenner, S. (1992). Teaching gifted kids in the regular classroom. Minneapolis, MM: Free Spirit Publishing.