Elke dag heb je honderden gedachten. Sommige zijn eenvoudige vragen als “Wat moeten we eten vanavond?” terwijl andere gedachten veel ingewikkelder zijn, zoals “Wat is het doel van het leven?” Iedereen denkt. De sleutel is de kwaliteit van onze gedachten te onderhouden. De Foundation for Critical thinking zegt dat “menselijk denken dat aan zijn lot overgelaten wordt vaak neigt naar vooroordelen, generalisaties, voor de hand liggende misvattingen, zelfbedrog, starheid en bekrompenheid”. Maar maak je geen zorgen: een goede manier van redeneren kan geleerd worden. Kritisch denken gaat ver tot aan Socrates, die de nadruk legt op vraagstelling om het denken te cultiveren. De Socratische methode, die de logica van ons denken blootstelt, gebruikt een aantal vragen.

Hoe kun je dit toepassen?

Eerst bedenk je een vraag.

Als je een vraag hebt is het belangrijk te bepalen op welke manier, volgens welke methode je de vraag gaat beantwoorden. Er zijn namelijk verschillende manieren om dit te doen. Voorbeelden van manieren zijn:

  • Stellingname: Een rondje langs de deelnemers waarbij iedereen al een antwoord op de vraag formuleert.
  • Vragen stellen die de vraag oproept
  • Vooronderstellingen onderzoeken. Vooronderstellingen zijn vaste ideeën die je al hebt bij een zin of vraag. Vooronderstellingen bij de zin ‘Kijk die zielige vrouw in een rolstoel daar, die zal een moeilijk leven hebben’ zijn: *als je in een rolstoel zit ben je zielig, *alle mensen in een rolstoel zijn zielig, *alle mensen in een rolstoel hebben een moeilijk leven etc.
  • Definities van woorden uit de vraag geven. Vb: Vraag: Is het heelal eindig? Definities: Wat is het heelal? Wat is eindig?

 

Op welke manier ga je een antwoord zoeken op de vraag? Zodra de manier duidelijk is (als het al duidelijk wordt) volgt het gesprek.

Vragen die de voorzitter kan stellen

Vragen over doel en nut

Alle gedachten weerspiegelen een doel of ‘een agenda’. Gedachten worden pas compleet begrijpelijk wanneer het doel of de achterliggende gedachtes duidelijk zijn.

Vragen:

  • Wat is je doel op dit moment?
  • Wat bedoelde je met die opmerking?
  • Wat probeer je te bewerkstelligen?
  • Welke andere doelen moeten we beschouwen?

 

Vragen over vragen

Alle gedachten proberen antwoord te geven op een vraag. Je kunt gedachten pas volledig begrijpen wanneer de achterliggende vraag duidelijk is.

Vragen:

  • Ik begrijp niet precies welke vraag je nu oproept. Kun je dat uitleggen?
  • Is dit de beste vraag die we ons kunnen stellen op dit moment, of zijn er dringender vragen waar eerst een antwoord op gevonden moet worden?
  • De vraag die het gestelde bij me oproept is …, ben je het daarmee eens of zie je een andere vraag over dit onderwerp?

 

Vragen over informatie, data en ervaring

Alle gedachten slaan terug op aanwezige kennis. Je kunt gedachten pas volledig begrijpen wanneer duidelijk is op welke achtergrond informatie de gedachten gebaseerd zijn.

Vragen:

  • Op welke informatie baseer je die gedachten?
  • Door welke ervaring ben je ‘daarvan’ overtuigd?
  • Hoe weten we of deze informatie klopt? Hoe kunnen we dat verifiëren?

 

Vragen over gevolgtrekkingen en conclusies

Alle gedachten zijn gebaseerd op gevolgtrekkingen en conclusies. Je kunt gedachten pas volledig begrijpen wanneer de conclusies (gevolgtrekkingen) bekend zijn waarop de gedachten gebaseerd zijn.

Vragen:

  • Hoe kom je tot die conclusie?
  • Kun je uitleggen hoe je hebt geredeneerd?
  • Is er nog een andere conclusie mogelijk?
  • Kijkend naar de feiten, wat is de beste conclusie?

 

Vragen over concepten en ideeën

Alle gedachten hebben te maken met het toepassen van concepten. Je kunt gedachten pas volledig begrijpen wanneer de concepten die de gedachten vormgeven duidelijk zijn.

Vragen:

  • Wat is de hoofdgedachte die je gebruikt in je redenatie? Kun je die uitleggen?
  • Maken we gebruik van het juiste concept in onze gedachtegang, vanuit welk concept kijken we naar deze vraag?

 

Vragen over vooronderstellingen

Alle gedachten berusten op vooronderstellingen. Je kunt gedachten pas volledig begrijpen wanneer duidelijk is op welke vooronderstellingen de gedachten zijn gebaseerd.

Vragen:

  • Wat neem je hier als vanzelfsprekend aan?
  • Waar ga je hier automatisch vanuit? Moeten we er niet vanuit gaan dat…?
  • Op welke vooronderstellingen baseer je dit gezichtspunt?

 

Vragen over implicaties en consequenties

Alle gedachten gaan een bepaalde richting op. Gedachten berusten niet alleen op vooronderstellingen, gedachten gaan ook ergens heen (hebben implicaties en consequenties). Je kunt gedachten pas volledig begrijpen wanneer ook de gevolgen en consequenties van die gedachten duidelijk zijn.

Vragen:

  • Wat impliceer je als je zegt dat… (wat zijn de consequenties van hetgeen je zegt?)
  • Als ‘dit’ gebeurt, wat zal dan het resultaat zijn?
  • Wil je suggereren dat…?
  • Heb je de consequenties overdacht van…?

 

Vragen over gezichtspunten en perspectief

Alle gedachten komen voort uit een bepaald gezichtspunt, staan in een bepaald perspectief. Je kunt gedachten pas volledig begrijpen wanneer duidelijk is vanuit welk perspectief de gedachten zijn gevormd.

Vragen:

  • Vanuit welk gezichtspunt kijk je hiernaar?
  • Kunnen we vanuit een ander gezichtspunt hiernaar kijken?
  • Vanuit welk perspectief kunnen we het beste kijken naar…?

 

Dit soort onderzoeken helpen ons een goed doordachte en veelomvattende conclusies te bereiken, een vaardigheid  die essentieel is voor de toekomstige probleemoplossers.