of

Niets is onrechtvaardiger dan gelijke behandeling van ongelijken

Op een dag besloten de dieren dat ze iets moesten ondernemen om beter tegen de toekomst opgewassen te zijn en ze stichtten een school. Ze voerden een leerplan in voor lichamelijke oefenigen met de vakken lopen, klimmen, zwemmen en vliegen en ze besloten (omdat dat overzichtelijker was) dat ieder dier aan elk vak moest deelnemen. De eend was een uitstekende leerling bij de zwemles, zelfs beter dan haar leraar, haalde heel goede cijfers bij het vliegen, maar was zwak in lopen. Omdat ze bij het lopen zo langzaam was, moest ze vaak nablijven en ook het zwemmen opgeven om het lopen te oefenen. Dat ging zo verder totdat haar zwemvliezen versleten waren en ze nog maar een middelmatige zwemster was. Middelmatigheid werd echter door de school geaccepteerd, zodat niemand zich er bezorgd over maakte – op de eend na.

De haas was aanvankelijk de beste van de klas bij het lopen, maar raakte overspannen omdat hij voor zwemmen bijles moest nemen.

Het eekhoorntje was uitstekend bij het klimmen, tot hij door de vliegles totaal gefrustreerd raakte. Volgens de leraar moest hij steeds vanaf de grond naar boven starten, in plaats van vanaf de boomtop naar beneden. Door al die inspanning werd het eekhoorntje uiteindelijk mank en kreeg nog maar een zes voor klimmen en een vijf voor lopen.

De adelaar was een zorgenkind en werd streng aangepakt. Bij het klimmen was hij steeds als eerste boven in de boom, maar hij volhardde wel hardnekkig in zijn eigen methode om boven te komen.

Aan het einde van het schooljaar had een niet helemaal gewone aal, die buitengewoon goed kon zwemmen en ook een beetje lopen, klimmen en vliegen, het beste gemiddelde cijfer en mocht op het slotfeest de afscheidsrede houden.

Vertaald uit Newsletter of the NAGC, april 1982, auteur G.A. Raevis