We spreken over onderpresteren wanneer een hoogbegaafd kind structureel minder presteert dan het op grond van zijn of haar capaciteiten zou kunnen. In sommige gevallen levert een hoogbegaafd kind zelfs prestaties die op het laagste niveau van de klas of groep liggen, of die zelfs dat niveau niet halen.

Er bestaan twee vormen van onderpresteren

Relatieve onderpresteerders: doen het minder goed dan ze eigenlijk zouden kunnen, gemeten tegenover de eigen capaciteiten, maar vallen niet zo erg op, omdat ze nog relatief “normaal” presteren in vergelijking met hun leeftijdsgenootjes. Dit soort onderpresteren zie je vaak bij kinderen die zich een beetje gaan inhouden, om niet te erg op te vallen in een klasgroep.

Absolute onderpresteerders: doen het zelfs slechter dan “normaal” in hun eigen leeftijdsgroep. Dit soort onderpresteren zie je vaak bij kinderen die het om één of andere reden opgeven, het niet de moeite meer vinden, of de motivatie niet meer hebben om überhaupt iets te tonen van hun capaciteiten.

Hoogbegaafdheid en onderpresteren

Onderpresteren komt regelmatig voor bij hoogintelligente kinderen en is meestal het gevolg van een complex geheel van factoren. Het kan samenhangen met een aantal factoren (vaak ook een combinatie van die factoren):

  • Onder sociale druk van de groep past het kind zich naar beneden toe aan in de hoop beter door de groep geaccepteerd te worden (geen stud willen zijn).
  • Demotivatie door een lesaanbod op een te laag niveau.
  • Gebrekkige leerstrategieën ontstaan door onvoldoende uitdaging en begeleiding op de basisschool.
  • De leer- en denkprocessen van het kind zijn anders dan die van een gemiddeld kind. Aangezien het lesaanbod op het gemiddelde is afgestemd, sluit de manier waarop de stof wordt aangeboden voor sommige kinderen niet aan op de manier waarop zij de stof opnemen.
  • Een toenemend gevoel van machteloosheid omdat methoden die de hele basisschool lang gewerkt hebben op de middelbare school opeens tot onvoldoendes blijken te leiden.

Meestal betreft het kinderen die ‘opeens’ slechter gaan presteren. Wat dit betreft blijkt er een piek te liggen rond de tweede klas van de middelbare school. Voor een nieuwe leerkracht, die het kind nog niet zo lang kent, is dat niet altijd eenvoudig te ontdekken. Daarom is de ‘geschiedenis’ van een kind van belang. Met welk advies is het kind op school gekomen? Hoe heeft het kind zich op de basisschool ontwikkeld? Hoe is de ontwikkeling in de voorschoolse periode geweest?
Dit geeft al aan dat het belangrijk is om gegevens die anderen uit een eerder stadium aandragen bij de beeldvorming van het kind te betrekken. Zowel eerdere leerkrachten als ouders vormen een niet te missen informatiebron.

Algemene kenmerken onderpresteren

  1. Onderpresteerders zijn slim, ze zijn niet gewend om moeite te doen om succesvol te zijn
  2. Onderpresteerders hebben geen doorzettingsvermogen, zelfs wanneer ze het goed willen doen
  3. Onderpresteren is een chronisch probleem dat niet vanzelf weer weggaat
  4. Onderpresteren gebeurt meestal in meer dan één levensgebied
  5. Onderpresteerders hebben moeite met normaal werk

Kenmerk 1 en 2 zijn het gevolg van het hoogbegaafd zijn: er is gebrek aan “training” in de omgang met tegenslag. Kenmerk 3 en 4 zijn vooral gerelateerd aan het langdurig onderpresteren: het is een verschijnsel dat zich sluipend uitbreidt en steeds hardnekkiger wordt. Kenmerk 5 is vooral van belang omdat onderpresteerdersgedrag zich niet alleen in dramatische vorm vertoont; het is juist het alledaagse, niet-opvallende gedrag dat een probleem wordt.

Karakterkenmerken

  • hebben geen zelfdiscipline
  • nemen geen verantwoordelijkheid voor hun gedrag
  • offeren niets op voor de toekomst
  • regelmatig niet afgemaakt werk
  • zijn afhankelijk in hun werk
  • hebben angst voor persoonlijke verantwoordelijkheid
  • verzinnen smoesjes die hen onverantwoordelijk laten
  • slechte werk- en studiegewoonten
  • intensief nieuwsgierig op één gebied
  • kunnen zich niet goed concentreren
  • slagen er niet in om te reageren op gewone motivatie technieken
  • liegen tegen zichzelf en anderen
  • hebben geen inzicht en zelfkennis

Waarom moet je het onderpresteren (proberen te) keren?

Een kind dat onderpresteert, heeft niet alleen een studieprobleem, maar raakt ook met zijn/haar zelfbeeld en motivatie in de knoop. Niet zelden zijn hoogintelligente onderpresteerders er na verloop van tijd van overtuigd het domste kind van de klas te zijn. Er ontstaat een mechanisme waarin onlustgevoelens, het leerproces, autonomie en de identiteit in een negatieve spiraal terecht komen. Een deel van deze kinderen probeert door een vorm van autonomie te bevechten hun zelfbeeld overeind te houden. Dit kan zelfs zo ver gaan dat het kind ADHD-achtig gedrag gaat vertonen of totaal niets meer doet en alles over zich heen laat komen. Het aantal depressieve kinderen ligt bij deze groep hoger dan bij andere scholieren. Zij vormen wat dat betreft een duidelijke risicogroep.
Hoe langer het onderpresteren voortduurt, hoe meer ‘geschiedenis’ een kind meeneemt en hoe moeilijker het wordt om de weg naar presteren terug te vinden.

In de praktijk zien we deze kinderen helaas nog veel te vaak afzakken naar een lager niveau. Soms zakken zij zelfs meerdere niveau’s en komen zij uiteindelijk op het VBO terecht. De enorme demotivatie die hierbij optreedt, leidt er regelmatig toe dat deze kinderen zonder diploma de school voortijdig verlaten. Ook voor wat dit voortijdig schoolverlaten betreft, is hier sprake van een duidelijke risicogroep.

Met een goede begeleiding kan het onderpresteerders-mechanisme gekeerd worden. Een goede samenwerking tussen kind, ouders en school is daarbij van groot belang omdat alle onderdelen van de negatieve spiraal gelijktijdig aangepakt moeten worden.

Wat kun je doen aan onderpresteren?

Hoogbegaafden falen wel eens in het voortgezet onderwijs, zuiver door gebrek aan oefening in studeren. Ze hebben op de basisschool mogelijk geleerd om gemakkelijk succes te behalen. In het voortgezet onderwijs verandert de brave, goedwillende leerling in een wild om zich heen slaande opstandige jongere. Of een depressief ogende ontwijker. Begeleiding in leren leren is iets wat deze kinderen zeker nodig hebben om hun zelfvertrouwen wat te versterken en om te leren een inspanning te doen. Dat laatste is het beste te bereiken door voldoende uitdagende leerstof aan te bieden vanaf het begin van de basisschool.

Een kind is van nature erg leergierig. Zie maar hoe een kind, buiten het stramien van een school, zich op ebkele jaren als baby en peuter snel ontwikkelt. Ook op school zou dit spontane leervermogen moeten kunnen verder openbloeien. Maar blijkbaar ontstaan er op scholen, juist door het tekort aan uitdaging, wel eens wat onderpresteren bij hoogbegaafden. Dit heeft vaak te maken met verveling. Soms gebeurt het ook omdat ze zich aanpassen aan de groep doordat ze aanvoelen dat “anders” niet door iedereen als “evenwaardig” wordt beschouwd.

Hoogbegaafden voldoende aangepaste activiteiten bieden, met voldoende contact met ontwikkelingsgelijken, is een voorwaarde om hen de kans te geven zoals elk kind verdient, om hun eigen aanleg te ontwikkelen op een evenwichtige manier. Het “recht om elke dag iets bij te leren op school” is een werkpunt voor begeleiders van hoogbegaafde leerlingen.

Aanpak van onderpresteren

Ontvang nu gratis het e-boek Onderpresteren – een nationale epidemie. In dit e-boek lees je over de methode van Michael D. Whitley. Hij richt zich tot de ouders, wat in Nederland nog niet wordt gedaan wat onderpresteren betreft. Ouders kunnen een rol spelen in het veranderen van het onderpresteerdersgedrag van hun kinderen. Er bestaat een gedeelde verantwoordelijkheid tussen school, ouders en de jongere zelf, die allemaal actief mee moeten doen.

De aanpak van Whitley heb ik verwerkt in het e-boek.