Het is heel normaal dat kinderen die een IQ van 84 of lager in een test scoren apart onderwijs en aparte begeleiding krijgen. Dit wordt vergoed door de overheid. Deze kinderen, die 16 punten of meer verschillen van het gemiddelde, krijgen maatwerk en passende begeleiding. Een kind is zwakbegaafd wanneer het een IQ heeft tussen de 71 en 84. Van mensen die een IQ hebben onder de 70 zeggen we dat ze een verstandelijke beperking hebben. Dat zijn dus kinderen die 30 punten of lager scoren dan het gemiddelde IQ van 100.

Je kunt je misschien voorstellen hoe weinig er in Nederland bekend is over de andere kant, namelijk kinderen die vanaf 30 punten meer dan gemiddeld op een IQ-test halen. Dit kan oplopen tot 210 IQ. Het probleem is dat dat met de beschikbare testen in Nederland niet te meten is (gemeten kan worden tot 145 IQ). Voor kinderen die zwakbegaafd zijn of die een verstandelijke beperking hebben, zijn er veel voorzieningen. Voor kinderen die hoogbegaafd of uitzonderlijk begaafd zijn, ligt het anders, hoewel het verschil tussen gemiddeld en extreem begaafd 110 IQ kan zijn!

Kinderen die een 40 IQ of meer naar boven van het gemiddelde afwijken, die dus 140-210 IQ hebben, krijgen zelden maatwerk en als ze dat al krijgen, wordt het bovendien zelden vergoed door de overheid. Is dit niet met twee maten meten? In een land waar gelijke rechten voor iedereen prioriteit nummer één zijn, vind ik het een vreemde gang van zaken.

Een definitie

Je leest in het woordenboek: ‘Inclusie betekent de insluiting in de samenleving van achtergestelde groepen op basis van gelijkwaardige rechten en plichten.’ Waarom alleen ‘achtergestelde’ groepen?

In de Cambridge Dictionary staat het iets genuanceerder. Daar staat in plaats van ‘achtergesteld’ het woordje ‘iedereen’: ‘Inclusion – the idea that everyone should be able to use the same facilities, take part in the same activities, and enjoy the same experiences, including people who have a disability or other disadvantage.’

Ik hoor regelmatig van leerkrachten en docenten dat een hoogbegaafde of uitzonderlijk begaafde leerling zich ‘gewoon moet aanpassen’. Zelfs op hoogbegaafdenscholen of scholen waar ze zeggen met hoogbegaafdheid bezig te zijn, willen ze vaak dat er maar één soort hoogbegaafden is.

Het punt is:

individuele verschillen doen ertoe, zelfs of juist bij hoogbegaafden, en ze zijn erg belangrijk in het bovenste deel van het continuüm van het vermogen (dus vanaf 145 IQ en hoger)

Waar liep het fout?

Het is ergens totaal fout gegaan. Hoogbegaafdheid betekent heel iets anders dan nu als algemene voorstelling bij veel leerkrachten, psychologen en hulpverleners geldt. Het is inderdaad verleidelijk om hoogbegaafdheid simpel te definiëren omdat het dan ‘werkbaar’ is voor mensen die met deze kinderen moeten werken, zoals onderwijzers, begeleiders van samenwerkingsverbanden of psychologen. Mensen hebben vertrouwde structuren en patronen nodig, anders kunnen ze niet overzien waar ze mee bezig zijn. Het hoogbegaafdenveld wordt verleid dit ook te doen, omdat ze de term ‘hoogbegaafd’ aan de grote massa moeten uitleggen. Maar moet dat wel? Moet de grote massa begrijpen wat hoogbegaafd zijn betekent en kan de grote massa het wel begrijpen?

Een vereenvoudigde uitleg van hoogbegaafdheid is een manier om comfortabel in te passen. Dat wordt ook koste wat het kost geprobeerd. Hoogbegaafde én uitzonderlijk begaafde kinderen moeten meedoen met de rest. Ook op hoogbegaafdenscholen is er weinig differentiatie. En aangezien hoogbegaafde mensen de enige groep mensen met speciale behoeften is die kan doen alsof, lukt het aardig. Totdat een kind niet meer lekker in zijn vel zit door te veel aanpassing; dan ontploft de boel. Dan wordt het gedrag van het kind slechter of het wil niet meer naar school of beide. Een hoogbegaafd kind dat in een voor hem ongeschikte omgeving moet functioneren, kan depressief worden, een burn-out krijgen of zelfs suïcidaal worden. Dat wil niemand.

Wat moet er veranderen?

  1. Voel je niet aangevallen als een ouder vindt dat zijn kind vastloopt op school. Deze ouder bedoelt niet dat je het als leerkracht niet goed doet. Deze ouder doet zijn plicht als ouder om zijn kind te verzorgen en op te voeden (art. 247 boek 1 BW).
  2. Het onderwijs is zodanig ingericht dat leerlingen een ononderbroken ontwikkelingsproces kunnen doorlopen. Het wordt afgestemd op de voortgang in de ontwikkeling van de leerlingen (art. 2 wet PO).
  3. Het onderwijs dient te zijn gericht op de zo volledig mogelijke ontplooiing van de persoonlijkheid, talenten en geestelijke en lichamelijke vermogens van het kind (art. 29 Kinderrechtenverdrag).
  4. Inclusie! Onderwijs afstemmen op de behoefte van de leerling en niet andersom. Deeltijd aanwezigheid moet mogelijk zijn (Salamanca Statement and Framework for Action on Special Needs Education 1994).
  5. “….waarborgen Staten die Partij zijn een inclusief onderwijssysteem op alle niveaus en voorzieningen voor een leven lang leren en wel met de volgende doelen: de volledige ontwikkeling van het menselijk potentieel en het gevoel van waardigheid en eigenwaarde en de versterking van de eerbiediging van mensenrechten, fundamentele vrijheden en de menselijke diversiteit” (art. 24 lid 1 VRPH).
  6. Doeltreffende, op het individu toegesneden, ondersteunende maatregelen worden genomen in omgevingen waarin de cognitieve en sociale ontwikkeling wordt geoptimaliseerd, overeenkomstig het doel van onderwijs waarbij niemand wordt uitgesloten. Bijvoorbeeld leerplan, ondersteunende technologische middelen, persoonlijke assistentie (art. 24 lid 2 onder e VRPH).
  7. Bij alle maatregelen betreffende kinderen, ongeacht of deze worden genomen door openbare of particuliere instellingen voor maatschappelijk welzijn of door rechterlijke instanties, bestuurlijke autoriteiten of wetgevende lichamen, vormen de belangen van het kind de eerste overweging (art. 3 Kinderrechtenverdrag).

 

Zoals je ziet, moet alleen de houding van mensen veranderen, want de wetgeving is er. Er moet besef komen dat hoogbegaafd of uitzonderlijk begaafd zijn heel anders is dan gemiddeld, maar dat deze kinderen gelijke rechten hebben zoals alle andere kinderen.

Te complex om het ‘erbij’ te doen

Het is niet zo eenvoudig om hoogbegaafdheid (tot 210 IQ ) te begrijpen. Het is daarom niet reëel van leerkrachten te verwachten dat ze deze kinderen moeiteloos kunnen onderwijzen. Het is niet eerlijk tegenover een leerkracht die zijn best doet zijn vak zo goed mogelijk uit te oefenen. Hoogbegaafdheid is te complex om het ‘erbij te doen’ als je al 25 of meer leerlingen in de klas hebt. Intussen wordt hoogbegaafde en uitzonderlijk begaafde kinderen het onderwijs en begeleiding ontzegd waar ze recht op hebben. Daar schreef ik al over in dit artikel.

Inclusief onderwijs?

Te veel uitzonderlijk begaafde kinderen voelen zich niet opgenomen door de groep. Ze hebben het cognitieve vermogen om te weten dat ze anders zijn. Zonder wettelijke bescherming voor passend onderwijs, geconfronteerd met een endemisch anti-intellectualisme in de samenleving, wordt het aan hen en hun ouders overgelaten om door te knoeien en het zelf uit te zoeken, waardoor hun gevoel van isolement toeneemt. Te veel hoogbegaafde kinderen zijn zelfs helemaal niet op school, in plaats daarvan krijgen ze thuisonderwijs na onnodige schadelijke ervaringen in het reguliere klaslokaal. Het hoeft niet zo te zijn.

Met flexibiliteit, een beter begrip van deze groep kinderen (gebaseerd op onderzoek in plaats van mythes) en de bereidheid om ons concept van inclusie uit te breiden tot voorbij de kunstmatige leeftijd, klassen en lichamelijke grenzen, kunnen we het beter doen. Met een beetje oefening kunnen we het zelfs goed doen.

Het is niet de taak van de leerkracht maar van de overheid om eindelijk passende maatregelen te nemen om deze groep leerlingen niet buiten te sluiten en niet te discrimineren.

Dus leerkracht, geef het aan bij de directie. De directie geeft het door aan het samenwerkingsverband. Als daar kennis en expertise ontbreken, moet het extern ingekocht worden. Ego’s, regeltjes en ongegronde geldkwesties mogen geen rol spelen om de levens van deze kwetsbare kinderen te bepalen.