Een persoonlijk leerplan gaat uit van de karakteristieken van de leerling waar het voor geschreven wordt en van zijn leerbehoeftes.
Waarom is een persoonlijk leerplan noodzakelijk voor hoogbegaafde leerlingen?
Scholen – ook scholen voor hoogbegaafdenonderwijs – plaatsen leerlingen in leeftijdsgroepen. Onderzoek rond de schoolintrede van vierjarigen laat zien dat zij per ontwikkelings- of competentiegebied wel zes jaar in ontwikkelingsniveau kunnen verschillen (van 2 tot ongeveer 7 jaar). In de gebruikelijke op leeftijd gebaseerde groepering van leerlingen in scholen en het hierop aansluitende Cito-leerlingvolgsysteem wordt zonder een persoonlijk leerplan geen differentiatie gerealiseerd. Leerpsychologisch en pedagogisch-didactisch is dit wel een vereiste voor de inrichting van leerprocessen, ook voor de meestbegaafde leerlingen.
In het onderwijs voor hoogbegaafde leerlingen moet de school erop toezien dat de leerling qua leeractiviteiten op het juiste niveau geplaatst wordt. Daarom is een doorlopende bepaling van leervorderingen in relatie tot individuele ontwikkelings- en leerprocessen van belang, ook om een hoogbegaafde leerling de vrijheid te geven allerlei eigen activiteiten op te pakken, eventueel samen met andere leerlingen of volwassenen.
Hoogbegaafde leerlingen worden vaak ad-hoc begeleid, zonder dat erover wordt nagedacht wat de leerling nodig heeft en wat zijn leerbehoeftes zijn. Er wordt veelal standaard verrijkingswerk gegeven, schoolbreed gekocht voor alle hoogbegaafde of begaafde leerlingen. Persoonlijke (leer)voorkeuren spelen meestal geen rol bij het bepalen van de inhoud van het verrijkingswerk. Dit werkt niet. En zeker niet als de hoogbegaafde leerling eerst (niet goed gecompact) basisstof en groepsopdrachten dient af te maken.
Wat moet een persoonlijk leerplan bevatten?
- Voor het beginniveau van de leerling is het nodig de leerling te toetsen met methodegebonden toetsen. Cito-toetsen zijn hiervoor niet geschikt, omdat hoogbegaafde leerlingen vaak moeite hebben met de vraagstelling van deze toetsen.
- Zodra in kaart is gebracht waar de leerling per vakgebied staat, kan bepaald worden wat hij nog geleerd moet leren. Dit kan leerjaaroverstijgend plaatsvinden. Er zijn leerlingen die nog zo weinig te leren hebben dat in groep 6 bijvoorbeeld kan blijken dat ze nog twee onderwerpen moeten leren voor rekenen en dat ze dan klaar zijn met de basisschool.
- Nu bekend is wat de leerling beheerst en wat hij nog moet leren, kan de leerkracht inschatten hoeveel tijd dit in beslag gaat nemen. Dan blijkt hoeveel tijd beschikbaar is voor verrijkingswerk. Besef wel dat verrijkingswerk geen extraatje is, het is in feite DE BASIS voor hoogbegaafde leerlingen. Verrijkingswerk is belangrijker dan basiswerk omdat het (als het goed gekozen werk is) het hoger-orde-denken aanspreekt en aansluit bij de cognitieve behoeftes van de hoogbegaafde leerling.
- Naast de cognitieve kant moeten ook andere leerbehoeftes in kaart gebracht worden. Welke vaardigheden en strategieën moet de leerling leren, wat wil de leerling zelf leren en welke interessegebieden heeft de leerling. Het heeft namelijk geen zin verrijkingsmateriaal voor rekenen aan te bieden aan een leerling die helemaal niets heeft met wiskunde maar wel geïnteresseerd is in taal of geschiedenis. Verrijkingsmateriaal moet (deels) aansluiten bij de interesses van hoogbegaafde leerlingen.
- Dan pas wordt gezocht naar passend materiaal. Hiervoor is het vaak niet nodig om dure pakketten aan te schaffen. Door kleine aanpassingen kan het materiaal op school gebruikt worden voor hoogbegaafde leerlingen, door bijvoorbeeld een andere vraagstelling waarbij een hoger-orde-denken-vraag uit de Taxonomie van Bloom gebruikt wordt.
- Naast de cognitieve uitdaging moet er ook aandacht zijn voor sociaal en emotioneel welbevinden. Zit de leerling lekker in zijn vel? Heeft hij hulp nodig bij het omgaan met zijn anders zijn? Als deze begeleiding niet op school kan (zeker bij uitzonderlijk begaafde kinderen), zal een externe coach ingeschakeld kunnen worden.
- Bij de begeleiding van hoogbegaafde leerlingen moet rekening worden gehouden met hun (vaak extreme) asynchrone ontwikkeling.
- Dit plan zal regelmatig (iedere 4 tot 6 weken) geëvalueerd moeten worden. Hoogbegaafde leerlingen ontwikkelen asynchroon en het is moeilijk te voorspellen hoe hun leercurve zal zijn.
Deze structurering vraagt dat de pedagogisch-didactische kern van het speel-/leerstofaanbod voor groep 1 tot en met 8 geordend wordt per competentiegebied en kerndoelen. Een dergelijke ordening maakt evaluatie en beoordeling van vorderingen eenvoudiger. Per leerjaar kan bijgehouden worden wat de leerling geleerd heeft. Zo’n portfolio bevat dan de eigen curriculumvorderingen van de leerling, gebaseerd op de eigen (leer)doelen en niet op die van de hele groep of school.
Deze zeer efficiënte manier van werken kan leiden tot het punt dat de hoogbegaafde leerling niets meer te leren heeft in een bepaalde groep en dat hij verder kan. Als een school de ontwikkeling van hoogbegaafde leerlingen goed volgt (zoals wettelijk verplicht), is dit onvermijdelijk. Een versnelling is dan geen luxe, maar een noodzaak om de cognitieve en sociale ontwikkeling in een doorgaande lijn te kunnen volgen.
Geef een reactie